Multatuli

Multatuli
mei 1874 , door L.Wagner

zondag 19 december 2010

Wat gebeurt er als twee gelovigen tegen elkaar inbidden? Multatuli en vrijdenken / Havelaar-handschrift geeft geheim prijs

Op 8 december werd een nieuw boek over Multatuli gepresenteerd (zie desbetreffend bericht): Misschien is niets geheel waar, en zelfs dát niet. Het gaat vooral over Multatuli's invloed op het vrijdenken&humanisme en zijn actuele betekenis. Wie zich met Multatuli bezighoudt, leest ook veel over hem. Die receptie is buitengemeen interessant, omdat je door de ogen van anderen altijd weer nieuwe facetten ontdekt van de diamant die Multatuli heet. Uitgeverij De Vrije Gedachte was bereid twee parels te reprinten, beide van gekende vrijdenker-Mulatulianen: H.C. Muller en F. Domela Nieuwenhuis. Ze geven goed de betekenis aan van Multatuli voor het vrijdenken bij diens leven en in de periode rond 1900. Deze nieuwe uitgave bevat voorts een bijdrage over Multatuli als inspiratiebron voor vrijdenkers&humanisten in de 20e eeuw, geschreven door Bert Gasenbeek - die ook tekende voor de redactie. Van mijn hand is het openingsartikel over Multatuli's huidige betekenis.

Daarenboven leverde ik een groot onderzoeksartikel over Van Lenneps opstelling als editeur van Max Havelaar (1860). Hierin krijgt de toenmalige sociaal-politieke situatie ruime aandacht. De aristocraat Van Lennep was immers zeer beducht voor (sociale) revolutie en verijdelde daarom een volkseditie. Tot nu toe werd hij ook verantwoordelijk gehouden voor het schrappen van driekwart pagina kritische geloofsvragen van Frits Droogstoppel, de recalcitrante puberzoon van Batavus de koffiemakelaar. Maar dit steekt toch iets anders inelkaar.

Een drietal vragen werd inderdaad door Van Lennep tussen rode haken geplaatst. Ze betreffen direkt de persoon Jezus - bijv: "Droeg Jezus kousen en had hij een' tulband op?" De rest van de serie mocht kennelijk blijven. Maar in het handschrift staan alle kritische geloofsvragen tussen potlood-haakjes, die nooit eerder expliciet zijn opgemerkt. Het blijken aanwijzingen voor de zetter om deze passage weg te laten, en moeten wel afkomstig zijn van uitgever Joost de Ruyter. Deze gaf ook nogal wat preken uit, welke opdrachten hij natuurlijk niet graag kwijtraakte. Bovendien was hij zelf belijdend lidmaat van de Waalse gemeente. De Ruyters ingreep én een enge editie-opvatting van latere tekstbezorgers, die zweren bij de zgn. 'Ausgabe letzter Hand', maken dat de lezer gewoonlijk nog steeds verstoken blijft van deze hoogst humoristische vragen.

Toen Multatuli in 1875 van een nieuwe uitgever tenslotte de tekst mocht bewerken, was hij namelijk te verbitterd om deze speelse humor te reproduceren. Om u te laten meegenieten druk is ze hier integraal af. Aan het woord is een mopperende vader Droogstoppel, die van dominee Wavelaar had gehoord dat zoon Frits op catechisatie lastig was geweest:

In plaats van aantenemen wat de Schrift zegt, – en dat behoort men toch te doen, want het staat in de Schrift zelve dat men geloovig moet wezen, – doet hij allerlei vragen: 

“Wat was licht vóór er zon was? – Had die Melchizedek het ware geloof? – Wat zou er gebeurd zijn als Eva dien appel niet gegeten had? – Is mijn broêrtje verdoemd omdat hij voor den doop stierf? – Waar was de policie, toen Petrus Ananias en Saffirah liet doodvallen? – Droeg Jezus kousen, en had hij een’ tulband op? – Hoe hoog is hij opgevaren voor hij aan den rand kwam van onze atmospheer, en waarheen ging hij verder? – Waarom was hij brutaal tegen zijne moeder toen die hem zocht? – Is er een proces geweest over de waarde van die varkens die in het water werden gejaagd? – Waartoe dienden die varkens in een land waar zwijnevleesch verboden is? – Hoe maakte men het met de nalatenschappen van de menschen die opstonden uit hunne graven? – Waarom moest Ezechiel vuiligheid eten? – Wat is de bezigheid van een opperwezen, bij volmaakte natuurwetten? – Waarom werd het menschdom eerst gered, vierduizend jaren na de Schepping? – Waarom laat God toe, dat velen die redding afwijzen? – Waarom heeft de duivel magt als hij door Christus overwonnen is? – Was Konstantijn de groote niet deen gemeene moordenaar? – Van waar komt het dat vele eeuwen na Christus niet zoo beschaafd waren als de eeuw van Augustus? – Waarom mogten de Israelieten goud en zilver medenemen dat aan de Egyptenaren behoorde? Waarom is Jezus een zoon David’s, als Jozef die van David afstamde, zijn vader niet was? – Hoe weten wij dat God groot is, als wij Hem niet begrijpen? – Was Judith een fatsoenlijke vrouw? – Hoe kwam Noach aan een paar ijsbeeren voor de ark? – Van waar kwamen de menschen die Kaïn niet mogten doodslaan? – Wat gebeurt er als twee geloovigen tegen elkaêr inbidden? –

En zoo als voort! Gij begrijpt hoe Wavelaar, doordrongen van liefde tot de Waarheid die het Leven is, droefheid gevoelt bij zulke verbodene nasporingen.
En dan volgt een koffiebezoek van dominee Wavelaar aan de familie Droogstoppel op de Lauriergracht. Er wordt op Frits ingepraat om toch vooral ‘aftezien van de wijsheid naar den mensch’. De ‘deugniet’ blijft de dominee echter in de maling nemen, terwijl zijn vader contrapuntisch de lof zingt van ‘de ijverige dienaar des Evangeliums’ tot in het hilarische toe. ‘Want Wavelaar heeft zelf gezegd dat God alles zóó bestiert dat regtzinnigheid tot rijkdom voert. […] Zijn niet de Javanen arm? ’t Zijn heidenen.’ Waarna de zelfvoldane koffiemakelaar komt tot een uniek theologisch hoogstandje: ‘Heet het daarom niet “bidt en werkt” opdat wy zouden bidden, en ’t werk laten doen door ’t zwarte goedje dat geen “Onze Vader” kent?’

Dit is ronduit een perversie van St. Benedictus’ ora et labora, welke regel welhaast ten grondslag ligt aan de westerse beschaving. Die beoogde namelijk dat kloosterlingen, in de zesde eeuw, gewoonlijk afkomstig uit het patriciaat, ook de handen uit de pij zouden steken, gelijk de slaven. Hoofd en hand deden niet voor elkaar onder. Wél dienden ze op gezette tijden te worden afgewisseld. Helaas voor de mensheid werd dat laatste punt gemist door erfopvolger Johannes Calvijn, de reformator die met het bijbelse ‘zweet des aanschijns’ arbeid heilig verklaarde, zodat we nu nog spreken van ‘beroep’, wat eigenlijk roeping betekent. De gevolgen kunnen we dagelijks om ons heen te zien.




De hele Droogstoppel-Wavelaar-scène is trouwens een prachtige persiflage van de orthodox-christelijke, superieure beschavingsopvatting. Het is duidelijk dat Multatuli er najaar 1859 op zijn koude logementszolderkamertje te Brussel zin in had om de Hollanders de oren te wassen. Hij was dan ook behoorlijk aangemoedigd door zijn schoonfamilie Van Heeckeren tot Waliën – die zo ‘wandelde met de Heer’ – maar Tine alleen wilde helpen, indien zij zich zou laten scheiden van die gokkende en godslasterlijke nietsnut. Hij ontstak in woede: ‘’t Is vee, lieve beste – geloof mij, waar een zeker soort van godsdienst in ’t spel is, is het altijd zoo. ’t Is phariseesche huichelarij die altijd een sabbath bij de hand heeft om ’t schaap niet te helpen dat in de groeve ligt.’ (Dekker aan Tine: 3-6 sept. 1859)

Diep gekrenkt dreef het hem naar de schrijftafel. Meer dan drie jaar geleden had hij ontslag genomen, nadat hem was verhinderd om in Lebak op te treden tegen de knevelarijen van de Indische adel. Niet alleen was hij daardoor brodeloos geraakt, maar ook had hij het recht verspeeld op een koloniaal pensioen, dat na 18 dienstjaren binnen handbereik lag. Na een zwerftocht door Europa zat hij in Brussel om uit handen van Nederlandse schuldeisers te blijven. In de krant las hij over hongeropstanden op Java. Opkomen voor 'die arme verdrukten', dat werd nu zijn roeping. Hoewel onzeker van zichzelf, moest hij toch iets kunnen verdienen met zijn pen. Toen hij een half jaar later het gedrukte resultaat in handen kreeg, was hij weliswaar opgetogen, maar miste ook direkt de vragen van Frits:




Waarde heer van Lennep!
Ik heb mijn Max, ik heb mijn Max! Hartelijk dank voor al de zorg. […] Ik heb een paar verbeteringen gezien waarvoor ik dankbaar ben. Die noot over ’t rijm (ijd, eid, &) vind ik aardig. Ik zocht begeerig naar meer. Maar al de vragen van Frits zie ik niet. Durfde de R. die niet drukken? Er is trouwens niet aan verloren. (Multatuli aan Van Lennep: 15 mei 1860)
In zijn haast kinderlijke opwinding na een zo dramatische voorgeschiedenis is die laatste opmerking wel begrijpelijk. Maar er is natuurlijk wel degelijk aan verloren! De vragen van Frits doen niet onder voor dergelijke kritische geloofsvragen van Spinoza, maar dan mét humor! Niet voor niets luidt Multatuli’s latere idee 82: ‘’t Is geen gering kwaad de waarheid vervelend te maken. Dat is een mijner grieven tegen christenen, en tegen de meeste moralisten.’ Door de humor zetten de vragen zeer aan tot denken en kunnen net als die van Spinoza van dienst zijn contra geloofswaan en orthodoxie, juist nu. In die zin zijn deze gewoonlijk door editeurs genegeerde vragen zéér inspirerend, en niet alleen voor vrijdenkers.

&&&&&&&&&&&&&&&&&&&&&&&&

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet wordt uitgegeven door De Vrije Gedachte en Papieren Tijger en kost slechts €14,50. Voor meer informatie: http://www.papierentijger.org/. De Humanistische Omroep presenteerde het onlangs uitgebreid op de radio: http://www.obalive.nl/.

1 opmerking: